Vleesvarkenshouders hebben in het tweede kwartaal van 2010 een hoger saldo behaald dan in het tweede kwartaal van 2009. Dat blijkt uit berekeningen van het landbouweconomisch instituut LEI.
Het saldo van 22.000 euro per vleesvarkensbedrijf met 1.500 is echter niet genoeg om een positief inkomen te realiseren.
Het verbeterde saldo komt vooral door de gedaalde voerprijs. De voerprijzen in de varkenshouderij waren van april tot en met juni van dit jaar 7 procent lager dan vorig jaar. Op kwartaalbasis levert dat een kostenvoordeel op van ruim 4.000 euro per bedrijf.
Daarnaast daalden de aankoopkosten van biggen meer dan de opbrengsten van vleesvarkens. In april en mei waren de biggenprijzen lager dan vorig jaar. Dit verschil is in juni bijgetrokken.
De varkensprijzen stegen door verbeterde afzetmogelijkheden gedurende het tweede kwartaal, maar lagen gemiddeld zes cent onder het niveau van 2009. Dat komt vooral door april en mei, want in juni lag de varkensprijs boven het niveau van 2009.
De export van levende varkens was in het tweede kwartaal met 1 miljoen stuks vergelijkbaar met vorig jaar. De meeste dieren (844.000 stuks) gingen naar Duitsland. Op de Duitse markt was minder concurrentie omdat de export van Deense varkens naar Duitsland terugliep. Hongarije is met 81.000 de tweede afnemer van levende varkens uit Nederland.
Met een gemiddeld saldo van 22.000 euro per bedrijf worden wel de variabele kosten gedekt, maar de vaste kosten zoals mestafzet, huisvesting en andere vaste kosten worden niet vergoed, aldus het LEI.