De Nederlandse uiensector kan nieuwe afzetmarkten aanboren door aan te tonen dat uien vrij zijn van het stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci).
Steeds meer landen stellen als eis dat geïmporteerde uien aantoonbaar vrij moeten zijn van het stengelaaltje. "Hier ligt een kans voor de uiensector", stelde Gijsbrecht Gunter, voorzitter van het Comité Uienhandel van handelskoepel Frugi Venta, gisteravond op een bijeenkomst in Kruiningen die is georganiseerd samen met de Stichting Afzetbevordering Uien.
Volgens Gunter wordt het stengelaaltje een steeds groter probleem. "De bouwplannen worden intensiever waardoor het aaltje zich gemakkelijker kan vermeerderen. Het aaltje vermeerdert zich snel, maar verspreidt zich gelukkig niet snel door de bodem. Je ziet daarom altijd pleksgewijs een aantasting."
Steeds meer landen willen dat importuien worden gecontroleerd op het stengelaaltje. Gunter: "Panama en Honduras stellen zo’n eis. Als de Nederlandse sector kan aantonen dat partijen vrij zijn kunnen dit soort afzetmarkten worden bediend."
Maar de controle kost wel tijd, zegt Gunter. "Een partij uien moet zo’n 24 uur blijven staan vóór het testresultaat beschikbaar is. Als blijkt dat het stengelaaltje is gevonden moet zo’n partij alsnog een andere bestemming krijgen waar die importeis niet geldt."
Het aaltje is gemakkelijk op te sporen. Gunter: "Je legt stukjes ui op een petrischaal met water. Na een half uur kun je onder een microscoop zien of er aaltjes in de ui zitten."