Het project AlCASDE (Alternatives to castration and dehorning) is een samenwerkingsverband van onderzoeksinstituten uit 13 verschillende Europese lidstaten. Hun finaal rapport omtrent de alternatieven voor biggencastratie concludeert dat het niet aan te bevelen is om castratie op korte termijn te verbieden omdat de consument geen garantie heeft dat het vlees van niet-gecastreerde dieren vrij is van berengeur.
De Europese Unie heeft sedert 1960 geleidelijk aan geharmoniseerde wetgeving ontwikkeld om in alle lidstaten een hoog niveau van diergezondheid en dierenwelzijn te handhaven. In dit kader financiert de EU het ALCASDE-project om het ontwikkelen van alternatieven voor chirurgische castratie van biggen en het onthoornen van runderen wetenschappelijk te ondersteunen. Het onderzoek werd gecoördineerd door het IRTA-instituut in Spanje.
Wat de castratie van biggen betreft, zijn de onderzoeksobjectieven van het ALCASDE-project het ontwikkelen van alternatieven voor chirurgische castratie, in de eerste plaats het vetmesten van beren (niet gecastreerde mannelijke varkens, nvdr). Vervolgens ging men op zoek naar een manier om berengeur te detecteren in de slachtlijn. Tot slot ontwikkelden de onderzoekers een objectief meetinstrument voor de vleeskwaliteit en peilden ze bij consumenten of zij bereid zijn vlees van intacte beren te kopen.
Op een international symposium in Bologna werd vorig jaar al gediscussieerd over de alternatieven voor biggencastratie en het vermarkten van berenvlees. De slotsom van het symposium luidde dat de productie van intacte beren een optie is voor sommige markten, maar het risico bestaat dat dergelijk vlees niet geaccepteerd wordt door consumenten omdat niet gegarandeerd kan worden dat het vlees vrij is van berengeur. De productie van intacte beren zou bovendien de afzetmarkt die voor het vlees bestaat, kunnen overstijgen.
De onderzoeksgroep van het ALCASDE-project komt tot een gelijkaardig besluit. Finaal luidt hun aanbeveling dat biggencastratie op korte termijn beter niet verboden wordt, voornamelijk omdat niet gegarandeerd kan worden dat het vlees van niet-gecastreerde varkens vrij is van berengeur. Omwille van de economische risico’s voor de varkensketen, maar ook vanwege de kwaliteit van het vlees en redenen die verband houden met dierenwelzijn, opteren de onderzoekers voor een combinatie van oplossingen, eerder dan één enkel alternatief voor castratie in te voeren.
Proeven bij varkenshouders wezen uit dat het houden van beren niet meer problemen oplevert dan het houden van gecastreerde varkens. De agressie tussen dieren onderling werd in gelijke mate voor beren en gecastreerde varkens verlaagd door een betere huisvesting of door het verrijken van de omgeving met speeltjes. Vermoedelijk wordt op die manier ook de chronische stress verminderd, maar verder onderzoek moet dat bevestigen.
Het onderzoek richtte zich ook op het ontwikkelen van een genetische marker-test voor berengeur zodat berengeur een selectiecriterium kan worden in de fokkerij. De onderzoekers slaagden erin om een aantal kandidaat-genen te identificeren die bepalend zijn voor de aanwezigheid van het eiwit/afbraakproduct skatol en het hormoon androstenon, twee componenten die berengeur bij mannelijke varkens veroorzaken.
Om na te gaan of varkensvlees van beren een afzetmarkt heeft, hield men een consumentenpeiling in zes Europese lidstaten (Frankrijk, Duitsland, Nederland, Spanje, Italië en het Verenigd Koninkrijk). Vooral de prijs en de smaak blijken doorslaggevend bij de aankoop van varkensvlees. Consumenten in de zuidelijke lidstaten hechten vooral belang aan de smaak van het vlees, terwijl in Noordwest-Europa meer aandacht is voor dierenwelzijn.
In Frankrijk, Italië en Nederland hebben consumenten een duidelijke voorkeur voor vlees van gecastreerde varkens boven dat van beren. Consumenten in Duitsland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben geen specifieke voorkeur of die was alleszins niet significant. Vlees met berengeur wordt niet aanvaard door een percentage consumenten dat schommelt tussen 10 en 48 procent. Van de mensen die de abnormale geur opmerkten, zou 28 tot 74 procent het vlees niet voorschotelen aan hun familie en 40 tot 56 procent zou een tijdje geen varkensvlees meer kopen. 22 tot 61 procent van de respondenten zou nooit nog varkensvlees kopen op dezelfde plaats.
Met de verschillende alternatieven voor biggencastratie werden proefprojecten opgezet in Nederland, Frankrijk (genetische selectie, aanpassing management door de varkenshouder en afzet op een lager gewicht) en Italië (immunocastratie met het vaccin Improvac). Op die manier wou men de economische haalbaarheid van de verschillende alternatieven bepalen. De onderzoekers stelden vast dat het kostenplaatje van de verschillende alternatieven sterk uiteen liep.
In Nederland en Frankrijk bleek het vetmesten van beren meer rendabel door een betere voederconversie. Anderzijds is de beperkte markttoegang voor dergelijk vlees een obstakel. De korting die in het slachthuis wordt toegepast bij detectie van berengeur, woog volgens het onderzoek minder zwaar door dan de winst die geboekt werd met de verbeterde voederconversie. De varkensbedrijven in Italië waar de varkens gevaccineerd werden met Improvac, lieten ook betere bedrijfsresultaten optekenen.